"One of our strongest weapon is dialogeu" - Nelson Mandela -

Vergoedingsrecht bij scheiding

14-02-2023

Voldaan aan kosten van de huishouding, geen vergoedingsrecht!
Op 5 april 2019 besliste de Hoge Raad dat als een echtgenoot privévermogen investeert in de gemeenschap er, ongeacht het bestedingsdoel, een vergoedingsrecht ontstaat. De Hoge Raad heeft hierbij aangegeven dat er geen vergoedingsrecht ontstaat als is voldaan aan de wettelijke verplichting bij te dragen aan kosten van de huishouding. De Hoge Raad bevestigt deze zienswijze in het arrest van 27 januari 2023.
Wat was er aan de hand?M en V zijn op 7 oktober 1994 gehuwd in gemeenschap van goederen. De vrouw ontvangt tijdens het huwelijk een erfenis onder uitsluitingsclausule in verband met het overlijden van haar vader. In totaal ontvangt zij € 172.645 op een rekening die op haar naam staat. Zij gebruikt een groot deel van de erfenis om de kosten van de huishouding te betalen omdat er vanwege de vogelgriep geen inkomsten waren uit het gezamenlijke pluimveebedrijf.
De man heeft op 26 maart 2018 een verzoekschrift tot scheiding ingediend. De man en vrouw twisten over de vraag of er sprake is van een vergoedingsrecht in verband met de betalingen die de vrouw heeft gedaan vanuit haar privévermogen.
Zienswijze vrouwDe vrouw stelt dat zij een vergoedingsrecht heeft op de gemeenschap. Daarbij beroept ze zich op de bepaling in artikel 1:96 lid 4 BW waarin staat dat de echtgenoot die een schuld van de gemeenschap voldoet vanuit privévermogen recht heeft op vergoeding van dat bedrag. Tevens stelt zijn dat op grond van de uitspraak van de Hoge Raad van 5 april 2019 een vergoedingsrecht is ontstaan omdat schulden van de gemeenschap zijn voldaan met haar privévermogen. Als het vergoedingsrecht op de gemeenschap niet wordt toegekend dan stelt zij dat er sprake is van een vergoedingsrecht op de man voor de helft van het bedrag.
Zienswijze manDe man stelt dat de vrouw geen vergoedingsrecht heeft. Volgens de man heeft de vrouw met haar privévermogen bijgedragen aan de kosten van de huishouding en daarmee voldaan aan de wettelijke verplichting van artikel 1:84 BW. Hierdoor is geen vergoedingsrecht van de vrouw ontstaan.
Het Hof overweegt:
In art. 1:84 lid 1 BW is bepaald dat de kosten van de huishouding achtereenvolgens ten laste komen van:
1.Het gemene (gezamenlijke) inkomen,
2.De eigen (privé)inkomens naar evenredigheid daarvan
3.Het gemene (gezamenlijke) vermogen en
4.De eigen (privé)vermogens naar evenredigheid daarvan, tenzij bijzondere omstandigheden zich daartegen verzetten.
De vrouw heeft niet ontkend dat zij met haar privévermogen naar evenredigheid heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding toen er onvoldoende inkomsten waren. Zij heeft in de procedure het volgende aangevoerd:
”Gedurende de jaren 2001 t/m 2015, het gehele bedrag dat de vrouw uit de erfenis van haar vader heeft verkregen alsmede de overige bedragen die zij op haar bankrekening bijgeschreven heeft gekregen, zijn verdampt en zijn opgegaan aan uitgaven in verband met de kosten van de huishouding/consumptieve bestedingen en kosten/schulden van de maatschap”
en:
“Alle financiële middelen waarover partijen beschikten werden aangewend voor het draaiende houden van het gezin en de maatschap”. 
De vrouw heeft overeenkomstig de in art. 1:84 lid 1 BW geregelde draagplicht, welke behoort tot haar verplichtingen als echtgenoot jegens de man, met haar privévermogen naar evenredigheid bijgedragen aan de kosten van de huishouding. Omdat de vrouw voldaan heeft aan een op haar rustende verbintenis, is er geen plaats voor een vergoedingsrecht. Niet op de gemeenschap en niet op de man.
Belang voor de praktijkIn mijn praktijk kom ik cliënten tegen met privévermogen dat is gebruikt voor gemeenschappelijke doeleinden. In de scheidingspraktijk rijst dan de vraag of hierdoor en vergoedingsrecht is ontstaan. De wettelijke kaders met betrekking tot vergoedingsrechten welke staan beschreven in artikel 1:87 BW, 1:95 BW en 1:96 BW zijn dan van belang. Als privévermogen is gebruikt om gemeenschapsschulden te voldoen dient gekeken te worden of dit geld is besteed aan kosten van de huishouding. Op dat moment kan er nog steeds sprake zijn van een vergoedingsrecht. Wel dient dan nog getoetst te worden of de betreffende partner deze kosten ook vanuit het privévermogen moest dragen omdat het gezamenlijke inkomen en gezamenlijke vermogen ontoereikend was. Als het gezamenlijke inkomen of vermogen wel toereikend was kan gesteld worden dat er sprake is van een vergoedingsrecht.


Aangesloten bij:

Copyright 2024 Daemen Mediation

website door: weDevise